Bakkie met de Baas

Het was voor mij de normaalste zaak van de wereld als tiener in de kassen. Als de klok tien uur sloeg genoot je koffiepauze met je baas. Vanuit het gewas schreeuwden we dan in koor ‘Bakkie!!!’, bij het in gaan van het journaal themaatje over de radio. Onderweg naar de kantine verorberde je een half volkorenbrood, restanten onkruid als garnering voor je bammetjes pindakaas. Om je vervolgens in de kantine vol te proppen met speculaasjes die eigenlijk voor iedereen bedoeld waren. Met groene klauwen en aarde onder de nagels. En dan een sterk bakkie drinken en slap ouwehoeren. Met elkaar. Met de baas. Zijn klauwen waren net zo smerig, baas dat’ie was!

Ik werk nu, zo’n 20 jaar later, op de R&D afdeling van Enza Zaden, een bedrijf met meer dan 2000 werknemers. Onkruid wieden heeft plaats gemaakt voor Inbox wieden. Mijn nagels zijn maagdelijk wit. Werk praktisch volledig vanuit huis. En hoewel ik via verschillende media dagelijks contact heb met mijn directe Manager, spreek ik in een bedrijf zo groot als Enza mijn ‘Baas’ in principe nooit.

Maar we leven in rare tijden. En juist in tijden waarin thuiswerken in ieder geval in mijn werkveld nog de norm is, voelen leidinggevenden aan dat mensen betrekken bij de missie en visie van het bedrijf belangrijker is dan ooit. Zo’n missie kun je op papier zetten. Je kunt er een flitsend filmpje van maken. Maar uiteindelijk landt zo’n missie het beste in een persoonlijke dialoog.

Ik vind het mede daarom zo tof dat we dit jaar bij Enza Zaden virtuele koffiepauzes met de directie hebben. Alle directieleden stellen zich beschikbaar om gewoon eens een bakkie koffie mee te drinken. Achter je eigen laptop weliswaar. Dat wat als tiener in de tuin als de gewoonste zaak van de wereld werd beschouwd, voelt nu als een waar privilege. Want bij groeiende bedrijven ligt het corporale denken altijd op de loer, en vasthouden aan die familie identiteit met relatief weinig hiërarchie is cruciaal om klanten en talent aan je te blijven binden.

Zo deed ik verschillende bakkies de afgelopen weken. Met de CEO. De CFO. En andere fancy titels. En achter elke fancy titel zit een uniek mens met een bijzonder en persoonlijk verhaal. Ik ga al die gesprekken in met dezelfde vraagstukken; hoe ben jij gekomen waar je nu bent? Welke keuzes, talenten en ontwikkelingen maakten dat pad mogelijk? Ik vraag dat niet omdat ik zelf die posities ambieer, maar omdat ik zoveel kan leren van wat anderen geleerd hebben. Mijn grootste drijver in mijn werk is blijven leren en ontwikkelen. Dat doe ik soms door mij in boeken te verdiepen. Soms door Ted talks te bekijken op YouTube. Soms door zelfreflectie op mijn dagelijkse interacties. En soms dus, als die mogelijkheid zich aan biedt, door een bakkie te doen met de baas.

Wat maakt een goedemorgen?

Wat is een goedemorgen? Dat vroeg niemand mij, maar laat ik de vraag toch maar proberen te beantwoorden… Ik vind dat namelijk wel een interessante vraag. De ochtend is het moment van de dag waarin alles nog kan. Net wakker, de wereld nog aan je voeten. Uitgerust en ongeprikkeld. Alles nog in balans. Een schone lei. Ik heb een aantal jaar terug eens stil gestaan bij welke zaken bijdragen aan een goede dag, om vervolgens dagelijks al die zaken maar direct in de eerste twee uur na het ontwaken af te kunnen vinken. Eigenlijk door mij er vooral van te doordringen wat een slechte dag maakt.

Ochtend routine

Wat maakt een dag een slechte dag? Voor eenieder anders natuurlijk. Zo merkte ik zelf dat ik mij meestal niet zo goed voelde als ik mij een dag niet bewogen had. Of als ik geen enkel moment van rust en bezinning ervaarde. Stuurloos de dag doorwandelde. Als ik mijn ontbijt haastig naar binnen had gewerkt, terwijl ik als een zombie door mijn telefoonscherm heen scrolde. Of als mijn hele dag gevoed werd door externe prikkels. Van elk punt wat bijdraagt aan een slechte dag, kan je een tegenpool vinden die de kans op een goede dag veel aanzienlijker maakt. 

En zo kom je met een rijtje van zaken die een dag geslaagd maken. Deze zaken omzetten in kleine gewoonten, en vervolgens al deze gewoonten vooraan de dag proppen, en je hebt een terugkerende ‘Goedemorgen’. In plaats van grote doelen te stellen, zit leven in voldoening hem denk ik in vele kleine ‘goede’ gewoonten ontwikkelen. ‘Atomic Habits’, zo schreef James Clear. Pienter ventje.

Lekker stoïcijns

Marcus Aurelius, ander pienter ventje. Wist ook wel wat een ‘goede morgen’ behelsde. Was eind 2e eeuw de machtigste man ter wereld en naast heerser van het Romeinse rijk ook een groot filosoof in de stoïcijnse leer. Die stoïcijnen zijn wel van het vroege opstaan. Zo schreef Marcus in zijn Meditaties over uitslapen; “Is het niet veel comfortabeler om bij dageraad onder deze dekens te blijven liggen … Maar besta ik op deze aarde om mij comfortabel te voelen? Neen! Let’s kick some tribal butt! Early bird gets the worm!” Ik parafraseer een beetje.

Ik sta iedere dag 5:30 op. Dat is misschien helemaal niet vroeg voor een tuinder, maar ik vond het wel vroeg toen ik hier zo’n twee jaar geleden mee begon. Heb zo’n horloge wat trilt als alarm, zodat mijn vrouw en zoontje idealiter niet wakker worden als ik de slaapkamer verlaat…Als de gedachte om nog even te snoozen mij sporadisch te binnen schiet, volgt spoedig die passage van Marcus in mijn hoofd en vraag ik mij af; besta ik om comfortabel in mijn bed te blijven liggen? ‘Neen’, luidt altijd het antwoord, en ik sta op, kleedt mij aan en loop naar beneden.

5:35 zit ik op mijn meditatie kussen in de woonkamer. Zazen, kwartiertje. Daarna loop ik hard of werk ik een aantal (zeer minimale) kracht en yoga-achtige oefeningen af. Ik zet mijn koffie en maak mijn ontbijt. Eet in stilte. Poets mijn tanden en schrijf een pagina vol in mijn journaal. Zo reflecteer en plan ik. Iedere dag weer. Werkdag, weekend of vakantie. Doet er niet toe. Heeft uiteindelijk weinig met discipline te maken, veel met vreugde. Dat hele ritueel kost mij zo’n twee uur en wordt mij liefelijk gegund door mijn wederhelft. Ongestoord, stuiterende peuters daargelaten…

Nieuwe gewoontes beginnen en volhouden

Om nieuwe gewoontes te beginnen helpt het mij om in eerste instantie die gewoontes zo makkelijk en keuze arm mogelijk te maken. Zo zet ik steevast voor het slapen gaan mijn meditatie kussen klaar, en naar gelang de geplande training mijn hardloopschoenen, yoga-mat of gewichtjes (nadruk op tjes). En omdat mijn brein zonder cafeïne toch niet werkt, wacht ik s’-ochtends met koffie tot nadat ik mijn training heb afgewerkt. Het komt zo niet eens in mij op om de afweging te maken om vandaag maar eens niet te gaan hollen omdat het snert weer is. Voor die afweging heb je een werkend brein nodig, in mijn geval dus pas na een belachelijk grote mok espresso. #Lifehack! Koffie past overigens gezien de verslavende cafeïne waarschijnlijk niet in een ‘gezond ochtendritueel’, maar is wel kneiter lekker. Is ook wat waard…

Een goedemorgen is voor mij vooral een ochtend zonder verassingen. Routine. Waar de belangrijkste dingen die ik voor mijzelf wil doen op een dag, al voor het openen van mijn email inbox gedaan zijn. En dat ik dat dan iedere dag doe. ‘We zijn wat wij herhaaldelijk doen’, zei Aristoteles, nog zo’n bijzonder pienter ventje. En als wij iedere ochtend doen wat wij willen doen, dan worden wij uiteindelijk de uitzonderlijke persoon die willen zijn. Alles begint bij een goedemorgen!

Marie Kondo, en de kunst van veredelen

‘Does it spark joy?’ Om die vraag draait het allemaal bij opruim-goeroe Marie Kondo. De Japanse die inmiddels met eigen Netflix show de wereld rondreist om huishouden te helpen met het weg gooien van al hun meuk. Want dat is opruimen uiteindelijk, meuk weggooien.

Maar wanneer is iets meuk? En wanneer is iets een dierbare herinnering? Marie Kondo beantwoordt die vraag dus met een wedervraag; ‘does it spark joy?’ Haar methode is simpel. Je pakt een object vast, een boek met een boekenlegger op pagina 3, een paar schoenen dat zelden gedragen is, brieven van een oud liefje, en je gaat je ten raden of het aanraken van dit object vreugde doet ontspringen in je. Zo ja; keepertje! Zo nee, toedeledoki! Heel minimalistisch.

Selecties tot het crème de la crème

Wat moet je met dat zweverige gedoe als nuchtere tuinder? Wel nu, hoe komen veredelaars tot de bijzondere soorten die uiteindelijk in jouw kassen staan? Ook dit is een eliminerend proces. ‘Veredelen is weggooien’, vertelde een fijne collega van mij ooit. Als je van een uitsplitsing van twee ouder planten 300 nakomelingen hebt, waarvan 100 er redelijk uit zien, dan begint het veredelen pas. Want we gaan niet door met 100 planten die redelijk zijn, we willen die ene plant die een aardverschuiving kan laten plaats vinden. La crème de la crème. Alle meuk overboord.

En met alle moleculaire technieken en marker geassisteerde veredeling programma’s ziet het veredeling vak er nu heel anders uit dan vijftig jaar terug. Maar zelfs die grote data gedreven veredeling programma’s hebben uiteindelijk mensen van vlees en bloed die de laatste beslissingen maken. Beslissingen die onder het glas vallen.

Kunst en wetenschap

Veredelen is zowel een wetenschap als een kunst. Met de wetenschap kunnen we van die 100 redelijke planten misschien 5 planten selecteren die het juiste marker pakket hebben. Maar om daar dan de beste tussen te kiezen… dat is toch vaak een veredelaar met zijn of haar gewas. Dat je met je vingers over het blad aait. Eens aan de bloemen ruikt. Wat aan de trossen voelt. En dat het dan goed voelt.

Succesvol veredelen is vreugde laten ontspringen.

ToBRFV or not ToBRFV

De prangende plagen die tomaten belagen

Op vier november organiseerde de Universiteit van Californië haar jaarlijkse tomatenziekten workshop. De 35e alweer. Ik heb de vorige 34 edities gemist, want Californië vind ik iets te ver vliegen om een dagje workshop mee te pakken. Eén van de weinige lichtpuntjes in deze hele Corona tragedie; wetenschappelijke internationale congressen, symposia en workshops worden nu online gehouden. Zo kon ik dus op een woensdagavond in de Schoorlse duinen, laptop rustend op mijn pyjamabroek, met fytopathologie liefhebbers over heel de wereld luisteren naar en discussiëren over de prangende plagen die tomaten belagen.

Hightech = High control

Als Nederlanders associëren wij het telen van tomaten met hightech kassen. Kassen zien er misschien voor stadslui smerig uit, maar zijn in zekere zin extreem schoon. Steriel bijna. Hoe meer je de omgeving in de hand hebt, hoe meer zekerheid je hebt over je uiteindelijke oogst. Robotics, LEDs, kunstmatige intelligentie en vele andere technologische ontwikkelingen gaan gepaard met deze wens naar controle. Die wens naar stabiliteit in je gewas.

Controle in je kas is key. Hoe stabieler je omgeving, hoe accurater je meetresultaten. Hoe kleiner de input. Hoe hoger de opbrengst.

Tomaten teelt zonder de kas

Een groot deel van de wereldwijde tomaatproductie heeft echter niets met kassenbouw te maken. In onder andere Amerika worden veel rassen direct onder de zon geteeld, in de volle grond. De prangende plagen die tomaten belagen in deze teelt, zijn heel anders dan wat wij doorgaans in Nederland tegenkomen in onze hightech kassen.

Een hele dierentuin aan plagen in de openlucht teelt van Amerika. Echte plaagdieren, zoals aaltjes en witte vliegen, maar vooral ook niet-dierlijke plagen. Bacteriële ziekten waar ik de Nederlandse naam niet eens van ken, allerlei problemen met Oomyceten zoals Phytophthora, en verschillende schimmelziekten zoals fusarium, verticillium en anthracnose. Vertegenwoordigers uit Nigeria en de Filipijnen gaven ook nog een korte update. En iedere regio had zijn eigen rijkdom aan plagen in de open veld cultivatie van de tomaat. Was echt genieten…

ToBRFV or not ToBRFV

Na de regionale updates van verschillende experts in de open veld tomaten teelt, kwam er een update vanuit de kasteelt in Amerika. Daar was men heel duidelijke over plaag prioriteit nummer 1: ToBRFV. Het Tomato Brown Rugose Fruit Virus slaat wereldwijd om zich heen. Het was schokkend om te zien hoe alleen al het huidige grensbeleid van Amerika voor miljoenen aan schade heeft opgeleverd. Grenscontroles op vrachtwagens uit Mexico, waarin in korte tijd op basis van visuele symptomen wordt bepaald dat een lading niet te vertrouwen is. En simpelweg ongelijke rijping in de vruchten volstaat dan al om de vrachtwagen terug te sturen. Een verlies van een geschatte 25 miljoen USD in de laatste vijf maanden.

Deze zomer kwam Enza Zaden als eerste naar buiten met een hoge resistentie tegen dit virus. Dat is geweldig nieuws voor de hele sector, waar we hopelijk op termijn allemaal uiteindelijk de virus-vrije vruchten van kunnen plukken. Dat is één probleem opgelost, maar zoals ook de 35e editie van de Tomatenziekten workshop liet zien; er is voor een fytopatholoog tomatenziekten nog genoeg te doen de komende jaren.. 

Je moet je mondjes houden!

‘Plantjes kunnen niet praten, want ze hebben geen mond’.

Dit zei ik laatst tegen mijn zoontje van anderhalf. Hij zegt regelmatig ‘doei’ tegen de bloemen als we de achtertuin uitlopen en lijkt soms een beetje teleurgesteld als ze dan niets terugzeggen. Ik zie het als ouderlijke taak om je kind altijd de waarheid te vertellen. Daarin ga ik misschien soms iets te ver, maar het is een principe waar ik in geloof. De waarheid is waarneembaar. De waarheid is beeldschoon en wonderlijk. Ook voor een dreumes. Juist voor een dreumes.

Toen ik hem uitlegde dat plantjes niet terug konden praten, omdat ze geen mond hadden, liet ik onbewust mijn principe varen. Ik realiseerde mij later die avond dat ik niet niet één, maar wel drie leugentjes had verspreid naar de volgende generatie;

Leugentje 1. Plantjes kunnen niet praten

Misschien is dit geen volledige leugen als we praten puur zien als de menselijke vorm van verbale communicatie. Communicatie waarin woorden met afgesproken betekenis van gedachte naar geluidsgolf worden omgezet. De voornaamste taal die planten spreken is chemisch. Waar wij praten in woorden, praten planten in (vluchtige) stoffen. Hiermee kunnen ze bestuivende insecten aantrekken, plantetende belagers afschrikken, of zelfs de vijanden van deze plant belagers aantrekken om als bodyguards te fungeren. Planten praten aan één stuk door.

Leugentje 2. Je hebt een mond nodig om te praten

Dat is dus ook niet waar als je spreekt in moleculen. En het zijn heus niet alleen de geurige bloemen van een plant die praten. Ondergronds vindt er volop communicatie plaats tussen het wortelstelsel en de rhizosfeer, het ecosysteem van bodemleven rondom de wortels. Met wortelexudaten in de vorm van suikers, organische zuren, aminozuren en antibiotica houdt de plant de buurt een beetje op orde. En daar is dus helemaal geen mond voor nodig.

Leugentje 3. Een plant heeft geen mond

Tja, als plantbioloog had ik toch beter moeten weten. Landplanten hebben duizenden mondjes, huidmondjes wel te verstaan. Vaak aan de onderzijde van hun bladeren. Het zijn microscopisch kleine openingen met twee sluitcellen. Als postdoc onderzoeker in Chicago deed ik wel eens mee aan ‘outreach’ evenementen voor middelbaar scholieren. Ik kwam er tijdens het geven van uitleg tijdens zo’n evenement met de nodige hilariteit achter dat puberbreinen microscopische foto’s van dit soort huidmondjes nogal vinden lijken op het exterieur van het vrouwelijk geslachtsorgaan. Sluitcellen als schaamlippen… Heeft u ook even een beeld. 

Die huidmondjes dienen vooral voor de uitwisseling van koolzuur, zuurstof en waterdamp met de omgeving. Onlangs in een onderzoek aan de Universiteit van Zurich werd bekend hoe planten met calcium pompen bepaalde microben uit de plant houden door de huidmondjes tijdig te sluiten. Er werd een specifiek eiwit (BIK1) gevonden dat alleen maar activeert zodra er pathogenen door de plant worden herkend. Zodra BIK1 geactiveerd was, transformeert een ander eiwit (OSCA1.3) dusdanig, dat er een calcium kanaal open komt te staan en er een huidmondje sluit. Dat klinkt ingewikkeld, maar zo is de werkelijkheid. Ga ik morgen fijn aan mijn zoontje van anderhalf uitleggen als we langs de bloementjes lopen. Zal hij leuk vinden..  

Traditie of Innovatie… allebei maar doen?

Tradition is peer pressure from dead people’. Ik weet niet wie dat schreef, maar het kwam ooit in een social media feed van mij voorbij. Ik moest er wel om grinniken. Hoeveel onnozel gedrag, onnodig leed, is er in de geschiedenis van de mensheid niet veroorzaakt, of zelfs in stand gehouden, onder het kopje ‘ja, maar het is traditie’? Wat een raar argument eigenlijk. Of eigenlijk alleen een raar argument als je tradities doorgaans raar vindt. Tradities om het traditionele is onnozel, aldus de innovatieve Manus.

Publish or perish’. Het is een gezegde waar menig academicus mee te maken heeft gehad. Als je geen innovatieve ideeën hebt, en niet om de zoveel maanden in gerenoveerde tijdsschriften staat met de nieuwste vondst van het een of ander, zul je snel zonder beurzen komen te zitten. Zonder financiering geen nieuwe onderzoekers in je vakgroep, en zonder nieuwe onderzoekers met nieuwe innovatieve ideeën geen bestaansrecht als wetenschapper. Maar is er geen plek meer voor academici die echt twintig jaar iets complex en fundamenteels willen uitzoeken? Of academici die zich meer op onderwijs willen richten. Gewoon, zoals het vroeger ging wellicht? Waarom moet alles altijd zo innovatief zijn? Innovatie om het innovatieve is onnozel, aldus de traditionele Manus.

Maar zonder tradities geen kernwaarden. Geen identiteit. Geen anker. Een fundering om een moreel kompas op af te stemmen.

En zonder innovatie geen verandering in een altijd veranderende wereld. Geen aanpassingsvermogen. Nieuwe wateren om een moreel kompas op te testen.

En waar is dat samenspel tussen traditie en innovatie voelbaarder dan in de glastuinbouw sector? Een sector die wordt gedomineerd door familiebedrijven, soms van meer dan vier generaties oud. Buiten Nederland staat juist deze sector bekend om zijn vindingrijkheid. Zijn vermogen tot aanpassen. Steeds weer effectiever. Energiezuiniger. Betere producten met minder afval. Innovatie is het sleutelwoord, juist ook in traditionele familiebedrijven.

Dat geldt zeker ook voor de hofleverancier van begin materiaal, wat in de groente sector doorgaans groente zaad betekent. In een wereld van internationale chemiereuzen opereren in de top van de mondiale groente zaadveredeling een aantal Nederlandse familiebedrijven. En wat kenmerkt die familiebedrijven? Innovatie en traditie. Weten waar je heen wilt, juist omdat je weet waar je vandaan komt.

Toen ik voor het eerst door de onderzoekscentra van Enza Zaden liep stond ik echt met mijn oren te flapperen. ‘Holy moly, wat een hightech organisatie is dit!’ Zoveel ruimte en inspiratie tot innovatie. Tijdens mijn eerste deelname aan de jaarlijkse BBQ in Enkhuizen werd mij in de speech van onze directeur en kleinzoon van de oprichter van Enza ook duidelijk wat een waarde er wordt gehecht aan de historie van het bedrijf, de tradities en gewoonten. De cultuur. Het denken in generaties in plaats van kwartaalcijfers.

Ik ben uiteraard uiterst subjectief, maar ik denk dat het hand in hand gaan van tradities en innovaties de kern is van onze succesvolle sector. De wereld verandert sneller dan het onderwijs bij kan houden. Kinderen die nu naar de basisschool gaan worden ‘klaargestoomd’ voor beroepen die nog niet bestaan. Het oude denken moet over boord, lang leven het oude denken. Innovatie en traditie hoeven elkaar niet te bijten, ze hebben elkaar zelfs keihard nodig.

Het zullen de hormonen wel zijn..

Bij de term ‘hormonen’ denken we al snel aan het effect ervan op menselijk gedrag. Vaak met een negatieve bijklank. Puberaal en agressief gedrag in jonge mannen wordt toegedragen aan testosteron. Emotionele achtbanen die vrouwen kunnen ondergaan tijdens de cyclus, zwangerschap of overgang worden toegedragen aan oestrogeen. Het zet hormonen in een kwaad daglicht, en dat is zonde. Deze negatieve associaties doen geen recht aan de wonderlijke wereld van hormonen, de leer van endocrinologie. Hormonen zijn fascinerend!

Een goede hormoonhuishouding waarin verschillende hormonen in tijd fluctueren en elkaar in balans houden is cruciaal voor een gezonde gemoedstoestand. Maar wij mensen zijn niet uniek hierin. Alle dieren hebben in meer of mindere mate een complexe hormoonhuishouding waarin cruciale functies worden aangestuurd. Dierlijk gedrag heeft vaak een hormonale basis. En plantlijk gedrag dan?

Planten hebben ook hormonen. Verschillend van hormonen uit het dierenrijk, en ‘gedrag’ is een beetje een vreemde term met betrekking op planten. En plantlijk is geen woord. Wist ik. Het is wellicht wat antropomorfisch om te praten over het gedrag van planten, alsof planten daadwerkelijk keuzes kunnen maken, verliefd kunnen worden en pijn kunnen lijden.

Keuzes maken is een rationeel of intuïtief proces waar een cognitief brein voor nodig is. Dat hebben planten niet. Verliefd worden is ook niet nodig voor planten, de voorplantingsstrategie van planten kent weinig romantiek. Bevruchting vindt vaak plaats door een complete vreemdeling (wat pollen van een paar velden verderop), en zelfbevruchting is ook een vaak voorkomend fenomeen bij planten. Aan verliefd zijn hebben planten een broertje dood.

Pijn lijden dan, kunnen planten dat? Toen ik zo’n vijf jaar oud was zag ik op Sesamstraat een filmpje van twee pratende bomen. Ze keuvelde gezellig wat in een bos. Er kwamen twee houthakkers met een grote zaag. Zo’n zaag die je met zijn tweeën moest vasthouden. De houthakkers hadden baarden. Ze begonnen tot mijn verafschuwing één van de bomen door te zagen. De boom schreeuwde het uit van de pijn. Met bomenbloed en alles! Dat korte filmpje maakte een grote indruk op kleuter Manus. Ik durfde jarenlang geen tak meer van een boom af te breken.

Na de afgelopen tien jaar van persoonlijk onderzoek in de wijze waarop planten met stress omgaan kan ik concluderen dat dit Sesamstraat filmpje een niet heel accuraat beeld geeft van plantenleed. Maar planten ervaren wel degelijk stress. Droogte, hitte, een knagend insect, een necrotrofe schimmel; planten zitten er niet op te wachten en hebben net als ons een complexe hormonale huishouding om de juiste respons te activeren.

Trips of rupsen die aan je knagen? Het plantenhormoon Jasmonzuur wordt grootschalig aangemaakt en zorgt voor een response tegen deze vreetzakjes. Bacteriën of biotrofe schimmels die je gewas belagen? Salicylzuur is aan de beurt. En deze twee stresshormonen hebben een soort wipwap effect. Als de aanmaak van Salicylzuur omhoog gaat, gaat Jasmonzuur omlaag en andersom. Planten met zowel knagende insecten als bacteriële en virale belaging hebben het dus extra zwaar.

All About Plant Hormones

Dan zijn er nog allerlei groei en bloei hormonen zoals Auxine, Ethyleen, Gibberellinezuur, Abscisinezuur en vele anderen. Voor elk cruciaal proces in de plant zijn specifieke planthormonen beschikbaar. En veelal werken deze weer in synergie of antagonie van de stress hormonen. Als tuinder doe je er van alles aan om een zo’n mooi en gezond mogelijk gewas te krijgen. En als het blad dan weer eens slaphangt of er vreemde vlekken op je bloemen of vruchten zitten vraag je je af wat jij kan doen. Maar het laatste zetje in het herstel komt altijd uit de plant zelf. Wat er ook gebeurt in je gewas, 99% van de tijd zullen het de hormonen zijn die de klus moeten klaren.

Viraal gaan

Corona virussen welke ziektes veroorzaken zoals SARS, MERS en COVID-19 behoren tot de Nidovirales orde. Nidus is latijn voor nest. Nest refereert niet naar het nestelen in de longen. Of vleermuisnesten. Of heel de dag ziek in je nest blijven liggen. Nest refereert naar 3’ geneste sub-genomische mRNAs. Juist ja…

Dat is een waarheid, ik las het immers in een wetenschappelijke publicatie. Maar waarheden gaan doorgaans minder viraal dan aantrekkelijke stellingen.

Er zijn vele plantvirussen die het een tuinder in de afgelopen decennia erg moeilijk hebben gemaakt. Recent nog werd onze sector overvallen door het tomaten bruin rugose fruit virus.  COVID-19 heeft niets met planten. ToBRFV heeft niets met mensen.

ToBRFV en COVID-19 zijn veel meer verschillend dan dat ze hetzelfde zijn. Ze hebben echter iets gemeen; we hebben naast sanitaire maatregelen geen echte oplossing. Je kunt het wel proberen te vermijden, maar er is geen vaccin of resistentie. En dat maakt de situatie zo penibel. Ze zijn beide ontstaan als een mutatie op een al bestaand virus. En bij het ontstaan van deze mutaties, ontstaat er een hele nieuwe wereld aan gastheren voor deze virussen. Zo kunnen de virussen letterlijk viraal gaan op globale schaal. Min of meer ongeremd.

Mutaties in een virus genoom kunnen zich als wild vuur door een populatie verspreiden. Maar naast deze genetische evolutie vindt er een evolutie plaats op een ander vlak. Een ‘survival of the fittest’ op gebied van informatie en ideeën. Niet op gen niveau, maar op meme niveau.

New Media M.A. Research Blog | Media Studies, University of ...

Meme is een term uit de koker van evolutiebioloog Richard Dawkins. Een foto van een leeg schap, een knullige tweet van een rapper of volkszanger, of een filmpje van vrouwen die vechten om de laatste wc-rollen. Allemaal memen met de potentie om viraal te gaan. Naast de genetische evolutie van nieuwe virussen vindt er parallel een memetische evolutie van ideeën plaats. Een evolutie waarin de ‘fitste’ ideeën blijven leven en zich verspreiden. We leven in tijden van social media en fake news, memen gaan razendsnel het web over. Maar wat is een ‘fit’ idee in deze context?

Dat virussen van de nidovirales orde bestaan uit 3’ geneste sub-genomische mRNAs is niet een heel ‘fit’ idee. Daar is niets sexy aan, en ook niet direct belangrijk in ons dagelijks leven. Click-bait verspreidt zich een stuk sneller dan de vaak complexe en genuanceerde waarheid.

We hebben allen een verantwoordelijkheid om sceptisch te zijn. Luister naar experts, niet naar volkszangers of voetbalsterren. Bestrijd COVID-19 door de verspreiding van ‘antivirale media’. Deel de juiste kennis; beoefen strikte hygiëne, blijf thuis zo veel als mogelijk, beoefen sociaal fysieke onthouding en leef gezond en met compassie. Eet verse groenten en stuur een bosje bloemen naar eenieder die je liefhebt… Ok, dat laatste helpt niet in de bestrijding tegen het virus, maar het kan geen kwaad en ik hoop voor onze sector dat ook dit idee viraal gaat.

Blijf sterk, liefdevol en nuchter. Dat kunnen tuinders kneitergoed!

Van je familie moet je het hebben…

Toen mijn opa mijn huidige leeftijd had was hij volgens mij met drie dingen bezig; zijn tomaten, zijn piano en zijn gezin. Het zijn ook de grote thema’s van mijn leven op dit moment. Nu vind ik naast tomaten ook paprika’s reuze interessant, en naast piano speel ik ook graag gitaar, bas en ukulele. Maar mijn opa had dan ook zes kinderen, en ik maar eentje. Dat maakt het toch wat makkelijker voor mij om de eerste twee genoemde passies wat uit te breiden.

Mijn opa en ik keken waarschijnlijk wel heel anders naar tomaten. Hij was een tuinder zie je. Ik een fytopatholoog die de tomaten- en paprika veredeling teams van Enza Zaden ondersteunt. Ik droom van dingen waar hij nachtmerries van kreeg. Een dag is een succes als ik lekker veel zieke planten heb gezien. Daar zou hij heel anders over denken. Er zijn natuurlijk genoeg verschillen, maar ook genoeg gelijkenissen. Zo bestaat 25% van al mijn genetische eigenschappen uit genetische eigenschappen van mijn opa. Maar ben jij als mens wel je genen?

Dit is een oud vraagstuk in de psychologie; wat in menselijk gedrag is natuur en was is cultuur. Ofwel, het ‘nurture versus nature’ vraagstuk. Zo is mijn vader de helft van een eeneiige tweeling. En hoewel hij fysiek sprekend lijkt op mijn oom, zijn het toch twee erg verschillende mensen geworden. Die verschillen kunnen dus vooral verklaard worden door externe factoren. Cultuur. Of ‘nurture’, zo je wilt.

In ons vakgebied is het niet anders. Twee tomaten zaadjes kunnen genetisch 100% identiek zijn, maar toch andere tomaten worden in de handen van andere telers. Waar de veredeling fungeert als ‘nature’, daar fungeert de teler als ‘nurture’. Hoe een tomaat er uiteindelijk uit komt te zien is veelal een combinatie van die twee zaken. Het genen pakket is de blauwdruk die wij verzorgen, en de kennis van tuinders zet die blauwdruk dan naar eigen hand.
Zo zie ik althans onze taak in de groenteveredeling. Een mooie blauwdruk maken. En in mijn geval dus een blauwdruk met mooie resistenties tegen prangende problemen in de tuinbouwsector. En waar halen wij fytopathologen die resistenties dan vandaan? Familieleden.

Solanum lycopersicum, zoals onze tomaat in het latijn heet, heeft een uitgebreide familie. En het zijn vooral de verre achterneefjes van S. lycopersicum die interessant zijn voor nieuwe resistenties. Vele resistentie eigenschappen die nu in gecultiveerde tomaten zitten, komen oorspronkelijk uit verre verwanten zoals Solanum pimpinellifolium en Solanum pennellii. Zo’n S. pennellii is bijvoorbeeld niet te eten, heeft kleine bittere vruchtjes waar je niets mee kan in je salade. Maar dus wel van nature mooie resistenties in zijn blauwdruk.

Dat veredelde zaad met genetica uit verre familieleden komt dan uiteindelijk weer in de kas terecht. De kas van mijn opa. Ik heb het nooit met mijn opa over tomaten gehad. Dat gaat ook niet meer lukken, want hij is al meer dan 15 jaar dood. Maar het had vast een leuk gesprek geweest. Hij was niet spraakzaam. De meeste gesprekken duurde niet langer dan twee minuten. Maar over tomaten, ja, daar zou ik misschien wel vijf minuten met hem over kunnen praten. De uitspraak ‘Van je familie moet je het hebben’ wordt doorgaans cynisch gebruikt. Maar geen cynisme hier. Ik ben hem dankbaar, voor zijn cultuur en natuur.

Mijn geluk.

Van mijn familie heb ik het gehad.

Rocket Science, een ode aan de zandraket

 

 

Arabidopsis thaliana. Wat!? Kun je dat eten?!” Nou, technisch gezien wel ja, maar echt lekker is het niet. Toch is het de meest bestudeerde plant op aarde. Er is geen plant waar wij meer over weten dan Arabidopsis thaliana. De Engelse term ‘Mouse ear cress’ zegt je iets over de grootte van dit plantje. Haar blaadjes zijn net zo groot als de oren van muizen. De Nederlandse term ‘Zandraket’ zegt je iets over het grondtype waarin je dit plantje kan tegen komen; zand. Zandraketten zijn echter niet zo veeleisend wat dat betreft. Mensen kijken altijd een beetje verbaast als ik naar het ‘onkruid’ tussen de stoeptegels wijs, en zeg dat ik daar de afgelopen acht jaar aan gewerkt heb.

 

Waarom werken zoveel plantwetenschappers aan de zandraket, en wat heeft de tuinbouw aan dit onderzoek? Zoals dierwetenschappers fruitvliegjes en witte lab-ratten hebben omarmt, zo hebben plantwetenschapper de afgelopen decennia de zandraket omarmt. Dat heeft verschillende redenen. Ten eerste is het lekker klein. Klein, als in ‘de blaadjes zijn zo klein als muizenoren’, en klein als in ‘een genoom van maar 5 chromosomen, ongeveer 30 duizend genen en in totaal zo’n 135 megabase paren aan nucleotiden…’. Inderdaad, lekker klein.

 

Ten tweede is het lekker snel. Waar sommige bomen meer dan duizend jaar oud kunnen worden, is de zandraket het leven nogal snel zat. Het is een winter annuel, wat doorgaans betekent dat het als rozet overwintert en vroeg in de lente al uitgebloeid is. Kun je denken; “domme plant zeg, maakt nooit eens een lekkere warme zomer mee”. Maar het niet meemaken van een zomer is een pientere evolutionaire strategie van sommige planten. Waar wij zomers wellicht associëren met strand, ijsjes en fietsen in een korte broek, daar associëren planten doorgaans zomers met vraatzuchtige insecten. Door te over-zomeren als zaadje kom je die insecten nooit tegen. Kneiterslim van die zandraket! In de juiste condities kan een zandraket binnen vijf weken haar hele levenscyclus voltooien, en dat is dan weer heel handig voor de plantwetenschapper die nog snel wat laatste resultaten moet verzamelen voor een belangrijke publicatie of onderzoeksvoorstel.

 

Ten derde is het lekker gulzig in haar zaadproductie. Niet alleen maakt het heel veel zaadjes, deze zaadjes zijn ook nog vaak identieke kopieën van de moederplant vanwege zelfbestuiving. Doordat in de natuur ook verreweg de meeste voortplanting in de zandraket plaats vindt door zelfbestuiving, is het genoom van elke willekeurige zandraket die je vindt redelijk homozygoot. Homozygoot betekent dat je twee identieke kopieën van een gen hebt. Lekker handig!

 

Lekker klein, lekker snel en lekker gulzig in haar zaadproductie. Maar dus niet echt lekker… Dus wat moet jij ermee? Het is wel verwant aan lekkere planten zoals kool, canola and wasabi. Maar mocht jij nu tomaten of chrysanten telen, ook dan zal er ongetwijfeld kennis uit het onderzoek aan de zandraket in de genetica en de behandeling van jouw gewas zitten. Plantenwetenschap is bijzonder innovatief, en Nederland is een wereldspeler en voorloper op dit gebied. Robotics, automatisch fenotyperen, genomic breeding, AI, biologische bestrijding, vertical farming en LED belichting, noem het maar op. Elke innovatie moet eerst getest worden, vaak vanuit fundamentele kennis met de zandraket. In dubbelzinnige zin zijn vele plantwetenschappers bezig met echte ‘Rocket Science’ en uiteindelijk komt deze kennis in de kassen terecht. Lekker!